Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [24]Want ziet, [25]Ik zal Mijn hand [26]over henlieden bewegen, en zij zullen [27]hunnen knechten een roof wezen. [28]Alzo zult gijlieden weten, [29]dat de HEERE der heirscharen mij gezonden heeft. 24. Of, voorwaar. 25. Dat is, Ik zal hen door mijne kracht tehuis zoeken en kastijden. 26. Te weten, over, of tegen de heidenen, de Babyloniers en andere volken, die u beroofd hebben. 27. Te weten, den Joden, die zij gevankelijk hebben gehouden, en die hen tevoren hebben moeten dienen als hun arme onderdanen. Doch versta dit geestelijkerwijze aldus, dat de vijanden der kerk Gods tot Christus bekeerd zijnde, alles wat zij hebben, Christus zullen opofferen. 28. Dit zijn nog al de woorden des Heeren Christus. En weten is hier te zeggen, metterdaad of bij ervarenheid bevinden. 29. Hij wil zeggen: Gijlieden zult weten en verstaan dat Ik de Zoon Gods ben, die tot ulieden gezonden ben om ulieden dit nu tevoren te verkondigen, en ter bestemder tijd in het werk te stellen. Christus, als Middelaar, wordt van zijnen Vader ten beste zijner kerk gezonden.